Secretariaat en correspondentieadres: Bruno Verhavert
Zandstraat 117 - 2980 ZOERSEL
tel.  03/ 2980 854
E-post:
heemkundige.kring.zoersel@zoersel.be
Heemkundige Kring Zoersel vzw
   
 
    
 
 
Inleiding – algemene info

Archeologie.

Archeologie heeft alles te maken met de mens. Het is de studie van de materiële resten die de mens in de bodem heeft achtergelaten.
Bij de herinrichting van het heemhuisje in 2003, werd een wand voorzien met de stafkaart van de gemeente Zoersel met daarop een visualisering van de archeologische vondsten in en rond de gemeente. Hieruit bleek dat naast enkele meldingen van losse vondsten in de deelgemeente Halle, er in Zoersel nog niets was gevonden. Zoersel was een blanco vlek tussen een ganse reeks rijke vindplaatsen in de ons omliggende gemeenten zoals o.a. in Rijkevorsel, Grobbendonk, Zandhoven, Brecht, … om maar de belangrijkste te noemen. Gelukkig is daar sinds 2009 een belangrijke kentering in gekomen.

B. 
Vondsten in Zoersel

2009 – De houtskoolmeilers te Zoersel - Zoerselbos

Dit onderzoek werd uitgeschreven door RO-Vlaanderen en had tot doel ‘Een archeologische evaluatie en waardering van de houtskoolmeilers in het Zoerselbos’ te maken. Het project werd uitgevoerd door het Instituut voor Natuur & Bosbeheer en omvatte twee belangrijke onderzoeketappes.
Vooreerst werden via het digitaal hoogtemodel Vlaanderen (DHM) op het terrein anomalieën opgespoord.  Het gevolg was de lokalisatie van 49 meilers.
Vervolgens werd meiler 36 door de Vrije Universiteit van Brussel onder leiding van Sara Adriaenssens archeologisch opgegraven. Deze meiler lag langs de Hutheiweg, bezat een te verwachten circulaire structuur en was nog als een kleine heuvel duidelijk waarneembare in het landschap. Dankzij de kwadrantenmethode waarbij de meiler kruiselings in vier delen werd opgedeeld waarvan slechts twee tegenover elkaar gelegen delen werden uitgegraven (fig. 1), trachtte men voldoende inzicht te verkrijgen in zowel de horizontale als de verticale stratigrafie, in de hoop de structuur en de opbouw van de meiler te kunnen begrijpen. Onder een 5 cm dikke humuslaag verscheen een 30 cm dik pakket assen en houtskoolresten. Hierin bevonden zich ook enkele wandscherven, vermoedelijk van een kruik uit de 14de of 15de eeuw. De diameter van de veronderstelde houtstapel en de meiler bedraagt 3,45 meter. Hij behoorde tot het type Platzmeiler (fig. 2). Hierbij werden er rond een centrale verticale paal systematisch houten takken gestapeld. De aldus ontstane kegelvormige houtmijt werd afgedekt met varens, stro en mos en afgesloten met aarde. Na ongeveer 1 week is het verkolingsproces afgelopen en kan de houtskool gerecupereerd worden. Voor de opbouw van de houtmijt werd bijna uitsluitend elzenhout gebruikt. De 14C-datering uitgevoerd op de houtskoolresten wees op een gebruik van deze meiler tussen 1420 en 1480 na Chr.
Fig. 2: het uithalen van een meiler. Foto uit Goblet D’Alviella (1930).

Bibliografie:
         - Adriaenssens S. & Tys D., 2009, Zoerselbos,
           archeologische prospectie van een houtskoolmeiler, VUB, SKAR- Rapport 3, Brussel.
         - Boeren I., Adriaensens S., De Keersmaeker L., Tys D. & Vandekerkhove K., 2009,
           Eenarcheologische evaluatie en waardering van houtskoolmeilers in het Zoerselbos
           (Zoersel, Provincie Antwerpen), Rapport INBO  R.2009.

2011 - Urnengrafveld te Zoersel - Graffendonk.

Met het oog op het optrekken van meerdere appartementsgebouwen op de hoogte tegenover het Lindepaviljoen te Zoersel had, conform de huidige wetgeving, voorafgaand een archeologisch onderzoek plaats. Dit onderzoek werd uitgevoerd door het archeologisch  onderzoeksbureau All-Archeo uit Bornem en resulteerde in sporen vanaf de midden-bronstijd (circa 1750 v. Chr.) tot de moderne tijden (fig. 3).
Fig. 3: Gefaseerd grondplan (donkergroen: metaaltijden, groen: ijzertijd, paars: middeleeuwen, rood: nieuwe en nieuwste tijd, lichtgrijs: onbepaalde datering). © All-Archeo.
Sporen uit de metaaltijden:
Uit de midden bronstijd en de vroege ijzertijd (circa 1750 tot 500/450 v. Chr.) vond men een urnengrafveld bestaande uit acht grafmonumenten, zeven urnen en mogelijk 2 zogenaamde dodenhuisjes. Het was in deze periode de gewoonte om te afgestorvene te verbranden en de crematieresten in een urn te deponeren. De urn plaatste men in een graf dat meestal omwille van de zichtbaarheid van een monument werd voorzien.
Een vijftal types grafmonumenten zijn aangetroffen.
Vooreerst de cirkelvormige grafmonumenten, al dan niet voorzien van een greppelstructuur (monument 1)
(fig. 4), maar steeds met een afbakening van paaltjes (monument 8).
Fig. 5: gerestaureerde urn uit grafmonument 1.                          Fig. 6: urngraf. © All-Archeo.

In totaal werden 7 grafurnen gevonden waarvan 3 kunnen gerelateerd worden aan een grafmonument.
De 7 urnen bevatten uitsluitend menselijk botmateriaal en omvatten vermoedelijk telkens de resten van 1 persoon. Bij 5 van de 7 individuen kan een geslacht worden bepaald.
Vermoedelijk gaat het om 2 vrouwen en 3 mannen.
In de nabijheid van de graven trof men ook enkele meerpalige constructies aan die als ‘dodenhuisjes’ kunnen geïnterpreteerd worden
(dodenhuisje 1 en 2).
Middeleeuwse sporen.
Tot de middeleeuwse bewoningsporen behoren een noordzuid lopende greppelstructuur evenals twee parallelle greppels die een areaal lijken af te bakenen. De afstand tussen de twee greppels bedraagt circa 2 m. Er werden geen gerelateerde woonstructuren aangetroffen. Dankzij het aardewerk uit een van deze greppels dateren deze sporen tussen de 10de en 13de eeuw.

De sporen uit de nieuwe en nieuwste tijd zijn eerder beperkt. Het gaat om ploeg- of spitsporen en enkele kuilen en situeren zich vooral in het westen van het onderzoeksterrein. Recente greppels van de huidige nutsvoorzieningen bevinden zich in het oosten langsheen de Salphensebaan.

Bibliografie:
          -Bruggeman & Reyns, 2012, Archeologische opgraving Zoersel, Oostmalleb aan – Graffendonk, 
           Rapporten All-Archeo bvba 060, Bornem.

2013 – bewoningssporen uit metaaltijden en middeleeuwen te Zoersel-Dorpscentrum

Voorafgaand aan de bouw van een nieuwe bibliotheek en wooneenheden in het dorpscentrum van de gemeente Zoersel had een archeologisch onderzoek plaats. Dit onderzoek werd uitgevoerd door het archeologisch onderzoeksbureau BAAC Vlaanderen uit Bassevelde. Het resultaat waren bewoningssporen uit de ijzertijd en de volle middeleeuwen almede een merkwaardige vondst gerelateerd aan Wereldoorlog II (fig. 7).

 
-         
 
Fig. 7: algemeen opgravingsplan met aanduiding van de ijzertijd- en de middeleeuwse structuren.
© Baak Vlaanderen.

Structuren uit de ijzertijd.
Tijdens dit onderzoek zijn uit de ijzertijd meerdere gebouwstructuren en een waterput met verschillende fasen gevonden. De belangrijkste structuur is de helft van een woonstalhuis, type Haps, dat uit de midden-late ijzertijd dateert
(fig. 7: structuur 2). Het bestaat uit een vrij goed bewaarde wandpalenrij zowel in de noordelijke lange wand als in de westelijke kopse kant. De zuidelijke lange wand is nauwelijks bewaard. Beide ingangspartijen zijn herkend. Ter hoogte van de ingangspartij, in lijn met één van de zijden, is een middenstaander aangetroffen waardoor een tweeschepige binnenindeling ontstaat. De plattegrond heeft een breedte van 6,5 m. en een gekende lengte van 6,75 m. De ingangspartijen zijn 2,2 m breed. Het totale gebouw moet naar analogie met andere gekende plattegronden ongeveer 15,6 m lang zijn geweest.
Eveneens uit de ijzertijd dateren 3 vierpostenspiekers en mogelijk ook nog een zevenpalig bijgebouw en nog een bijgebouw met vier à zes palen. De vierpostenspiekers hebben een afmeting van 2,6 bij 2,1 m
(fig. 7: structuur 7) en 2,2 bij 2,1 m (figuur 7: structuur 8). Alhoewel van de derde kleine structuur slechts drie paalkuilen werden aangetroffen kan ook deze als een vierpostenspieker van 2,3 bij 2,2 m geïnterpreteerd worden (figuur 7: structuur 6). Het zevenpalig vierkante bijgebouw bestaat uit vier paalkuilen die duidelijk de hoofdstructuur opmaken en heeft als zijde circa 2,75 m. In de helft van 3 zijden werd nog een paalkuil aangetroffen (fig. 7: structuur 3). Een tweede bijgebouw is een vier- of zespostenspieker en meet minstens 2 bij 1,6 m (fig. 7: structuur 5).
Tenslotte werd er ook nog een waterput aangetroffen waarvan een datering in de ijzertijd werd vermoed en die duidelijk uit meerdere fases bestaat
(fig. 8).
Fig. 8: de aftekening van de waterputten in situ. Foto bibliotheek Zoersel.

Bijzondere vondst uit deze waterputten zijn drie houten voorwerpen afkomstig uit één of twee ladders
(fig. 9). Het gaat om een deel van één van de bomen van de ladder, de sporten ontbreken.  

Fig. 9: twee van de drie houten ladderfragmenten in situ. Foto bibliotheek Zoersel

Een bootvormige woonstalhoeve en bijgebouw uit de volle middeleeuwen
Er werd een complete huisplattegrond uit de volle middeleeuwen aangetroffen.
De plattegrond meet 22,3 bij 12,4 m
(fig. 7: structuur 1 & fig. 10).
Fig. 11: Duitse helm voor restauratie. Foto bibliotheek Zoersel.

Bibliografie:
          - Dyselinck T met bijdrage van Van Remoorter O., 2014,
            Archeologische opgraving Zoersel Dorp, BAAC Rapport nr. 68, Gent.

2015 – bewoningssporen uit Romeinse tijd en middeleeuwen te Zoersel-Sniederspad

Voorafgaand aan de bouw van zes ééngezinswoningen in het Sniederspad in de deelgemeente Halle organiseerde All-Archeo aldaar in 2015 een opgraving.
De belangrijkste resultaten waren bewoningssporen uit de Romeinse periode tot de late
middeleeuwen
(fig. 12).
 
Fig. 10: middeleeuwse boothuisplattegrond 1. © Baak Vlaanderen.
De structuur is opgebouwd uit zeven gepaarde staanders, wandpalen, een greppel die de dakrand volgde en het afdruipwater opving, twee paar sluitpalen, karrensporen binnen de sluitpalen aan de westelijke kopse kant, palen van een ingang in de noordelijke lange wand en palen vermoedelijk horend bij een haard. Het materiaal afkomstig uit de sporen van deze plattegrond wijzen op een datering uit de eerste helft van de 13de eeuw. 
Als stille getuige van de aanwezigheid van Duitse soldaten uit Wereldoorlog II te Zoersel, werd nog een Duitse helm gevonden
(fig. 11).
 
-         
Fig. 12: algemeen opgravingsplan met Romeinse sporen (blauw) en middeleeuwse sporen (paars). © All-Archeo.

Uit de Romeinse tijd dateren een drietal plattegronden: RT1, RT2, RT3 (fig. 13).
Een eerste plattegrond RT1 is een potstalgebouw met een rij middenstaanders, type Alphen-Ekeren. Een potstal is een zone binnen een woonstalhuis waar vee werd gehouden. Dit deel werd licht uitgegraven, zodat mest zich kon opstapelen. De mest kon vervolgens gebruikt worden voor de verrijking van de akkers. Het gebouw is 8,20 m lang en minstens 4 m breed, de westelijke zijde werd oversneden door een middeleeuwse gracht en is niet gekend. Dit gebouw dateert in de 2de tot de eerste helft van de 3de eeuw.
Fig. 15: zogenaamd keldertje of atelier tijdens de opgravingen. Foto H. Verbeeck.
In de zuidoostelijke zone bevond er zich een waterput die zich als een ovaal spoor met een diameter van circa 8,50 m voordeed. Het betreft een boomstamwaterput bestaande uit een eiken uitgeholde boom die nog tot 4 m diepte onder het eerste opgravingsniveau was bewaard. In een later fase werd deze waterput hersteld door er een tweede boomstam rond te plaatsen. De verschillende delen van beide boomstammen werden bij elkaar gehouden door gebogen houten verbindingsstukken (klampen) en pluggen (fig. 16). Deze waterput is te dateren tussen 978 en 1151 AD.
Fig. 1: meiler 36 tijdens het onderzoek. Foto H. Verbeeck.
Fig. 13: uittreksel algemeen opgravingsplan met aanduiding van de Romeinse bewoningssporen RT1, RT2, RT3. © All-Archeo.

Een tweede gebouw RT2 bezit een rechthoekige structuur die kruisvormige is ingedeeld en is circa 10,5o bij 5 m. Vermoedelijk dateert dit gebouw op het einde van de 1ste en in de 2de eeuw.
De derde plattegrond RT3 bestaat uit een palenrij van zeven sporen op gelijke afstand van elkaar, de middenstaanders van een tweebeukig gebouw met een lengte van 10,5 m en waarvan de breedte niet gekend is. Dit gebouw dateert uit de 1ste of het begin van de 2de eeuw.

De middeleeuwse sporen
(fig.14)
Twee plattegronden dateren uit de late middeleeuwen en behoren tot twee aparte erven.
Het eerste erf bestaat slechts uit één gebouw met een bootvormige structuur en is 11,20 bij 5,50 m groot
(fig. 14: structuur ME1). Het bezit gebogen lange wanden en telkens twee koppalen op de korte zijde. Het dateert in de 10de tot de 13de eeuw.
Fig. 4: Monument 1 met een diameter van circa 10 m. © All-Archeo.

Centraal binnen de kringgreppelstructuur bevond zich de urn met daarin de menselijke resten
(fig. 5).
Vervolgens de vierkante en rechthoekige greppelstructuren (monument 2, 4, 5, 6 en 7), en eenmaal zelfs een aaneenschakeling van dergelijke structuren (monument 3). 
Daarnaast werden er ook nog enkele urnen gevonden, die zonder de aanwezigheid van een duidelijk grafmonument in een kuil waren ingegraven
(fig. 6).

Fig. 16: vrijgelegde boomstamwaterput 2, met klamp. Foto H. Verbeeck.
Greppels en palenrijen
De grootste greppel heeft een noordwest-zuidoost oriëntatie en bevindt zich centraal op het terrein.
Hij verstoorde het Romeinse gebouw RT1. Hij dateert uit de volle middeleeuwen tot de overgang naar de late middeleeuwen.
Een tweede gebogen greppel bevindt zich in het oosten van het opgravingsterrein. Mogelijk behoort ook deze greppel tot de erfafbakening van Erf 2, Ze dateren het spoor in de volle tot de overgang met de late middeleeuwen. Het fenomeen van erfafbakeningen in het Maas-Demer-Schelde-gebied is typisch voor het einde van de volle middeleeuwen en de overgang naar de late middeleeuwen toe. Dit lijkt ook op deze site in Halle (Zoersel) van toepassing, wat ondersteund wordt door het aanwezige aardewerk. 
Een bijzondere palencluster bestaande uit twee palenrijen is oostwest georiënteerd en bevindt zich centraal in het terrein. De sporen bevatte geen vondstmateriaal maar vermoedelijk dateren ook zij uit de middeleeuwen.

Bomenrijen en palenrij
In het noorden van het onderzoeksgebied werden twee parallelle rijen van ronde kuilen aangetroffen, die op circa 5,5 m van elkaar liggen. De sporen hadden per rij een min of meer gelijke diameter.  Ook hun doorsnedes waren zeer gelijkaardig. De ligging en de vorm doen vermoeden dat het om sporen van beplanting gaat. Misschien twee bomenrijen die een dreef flankeerden.  De vondsten in deze kuilen wijzen op een datering vanaf de volle middeleeuwen.
Tenslotte vermelden wij nog enkele sporen zoals greppels en een kuil die tot de nieuwste tijden dienen te worden gerekend.

Bibliografie:
        - Claessens & Bruggeman, 2017, Archeologische opgraving Halle (Zoersel) – Sniederspad, 
          Rapporten All-Archeo bvba 298, Temse.


Rik Verbeeck
Fig. 14: de middeleeuwse structuren ME1 en ME2 en post-middeleeuwse sporen. © All-Archeo.

De tweede plattegrond bezit een nagenoeg vierkantig grondplan met twee fasen en hoort tot een zogenaamde vierpostenspieker
(fig. 14: structuur ME2). De oudste structuur is circa 2,90 bij 3,10 m groot. De herstelling of vervanging is circa 3,40 bij 3,7 m groot. Mogelijk behoort deze constructie tot een tweede erf waartoe nog meerdere sporen behoren. In de zuidelijke uitbreiding bevond er zich een rechthoekige lemige laag met daarrond meerdere paalkuilen. Dit spoor wordt als kelder of atelier geïnterpreteerd (fig. 15). De gevonden aardewerkfragmenten dateren deze constructie in de volle tot de overgang naar de late middeleeuwen.